Het is lang geleden dat ik mensen mineraalwater heb zien bestellen. Water haal je uit de stroompjes uit de bergen. In het restaurant Lago Verde midden in het nationaal park Los Alerces met het mooiste uitzicht dat je je kan wensen, bestellen net uitziende toeristen met ronde brilletjes, kraagjes, parels en rokjes flessen vol mineraalwater. Boven een taartje van ruim 5 euro beklaagt een Amerikaans stel zich bij de eigenaar dat er geen telefoon en internetbereik is. "My wife has business in the States and we expected something different from this place".
Hoe fijn het ook is om weer ergens koffie te kunnen drinken en een taartje te eten onderweg, het is ook even wennen aan de luxe en de toeristen die daar bij horen.
Verrukt zijn we dat een douche warm is en blijft. Blij loop ik door een supermarkt met zo veel keuze. En bij de high tea in Trevelin, een Welsh town, kunnen we ons niet beheersen. Niemand die daar zit eet alles op: je krijgt een doggy bag. Maar Joos en ik verbazen de ober door een lege tafel achter te laten. 's Nachts moet Joos de 8 taartjes op de wc bezuren.
We zijn vanuit Futaleufu via Trevelin naar het nationaal park Los Alerces gefietst. In Los Alerces hebben we twee dagen gewandeld. We kamperen op het mooiste plekje tot nu toe: playa blanca met uitzicht op een meer waar we ook nog even in kunnen zwemmen (Joos)/ pootjebaden (Sanne). De volgende dag wandelen we naar Lago Krugger, waar we worden opgehaald met een bootje en terug naar onze fietsen worden gebracht.
Het fietsen door het park is fantastisch en het drogere Argentijnse klimaat bevalt goed. Nu zijn we in El Bolson, een oud hippiestadje, waar gisteravond hippiegebrouwen bier is gedronken in de bierfabriek Otto Tipp met de Poolse - naar het noorden-fietsende Karl. Ook hier gaan we nog wandelen en dan zien we over ruim een week Marije en Maaike in Bariloche.
Samen met Joos vlieg ik op 23 januari 2012 naar Punta Arenas, Chili, om vanuit daar door Patagonië naar het noorden te fietsen. Op 19 juli vliegen we terug uit Buenos Aires.
zondag 25 maart 2012
zondag 18 maart 2012
Afscheid van de Carretera
Het viel zwaar, het afscheid van de zuidelijke weg door Chili. De weg die vaak is vervloekt. Een spoortje vinden tussen de kuilen. Slippende wielen door de grote stenen, afstappen? Nee dan moet je die fiets omhoog duwen..
Schroefjes die uit de fiets trillen, een kapot wiel, een kapotte fietstas, een kapot pedaal. Maar toch, ik mis hem nu al.
De mooie natuur maar ook de verlatenheid en de rare zona urbana. Bij elk stadje waar we komen staat een bord: zona urbana. Dat bord staat er al als er vijf huizen op een rij staan.
De mensen leven hier op een ander tempo. Brood wordt zelf gebakken en vaak moeten we dan ook bij iemand thuis aankloppen om broodjes te kopen. Als je een warme douche wil moet de camping of hostelbaas eerst hout hakken en dan een uurtje de ketel verwarmen. Er wordt op hout gekookt. Drinkwater komt rechtstreeks uit de rivier.
De restaurants zijn meestal omgebouwde woonkamers. Pappa grillt wat vlees, mamma prakt de aardappels en zoontje doet ons nukkig open. Elk restaurant lijkt hier van buiten dicht. Vaak zijn ze dat ook, maar soms als je aanbelt blijkt het toch open. En als wij er dan zitten volgen er vaak nog wat andere verstekelingen.
De mensen hier zijn altijd nieuwsgierig en in voor een praatje. Gelukkig is Joos zijn Portugees inmiddels redelijk Spaans geworden dus kan hij ook nog wat terug zeggen. En ik kan heel goed lief lachen.
Er zijn al redelijk wat spullen kapot gegaan. Geen Bever, Presto of Vakantiefietser te vinden. Toch blijkt dat geen probleem. In een stadje aangekomen zijn onze achterwielen niet meer helemaal recht. In het cafeetje waar we zitten hangt een briefje met het telefoonnummer van een fietsenmaker. Wij vragen ernaar, de barman belt en vijf minuten later staat er een jongen van 16 voor ons met gereedschap die het slag uit de wielen haalt.
Midden op de weg breekt mijn fietstas. Er zijn geen fietstassen te koop tot Santiago. Maar toch komt de oplossing al de volgende dag bij het hostel van Don Nibaldo.
Don Nibaldo blijkt les op school te geven in onderhoud. Don Nibaldo haalt een aluminiumplaatje uit zijn grote schuur, een apparaat waarmee hij klinknagels erdoorheen kan slaan en de tas is gemaakt.
Na wat regenachtige dagen ruikt onze, met name Joos, kleding niet meer zo fris. Geen wasserette in het dorp en geen warm water op de camping. Maar de vrouw van de camping la Serena, met een overigens wel heel blote zeemeermin op het welkomstbord, wil graag onze was doen en leeft zich er flink op uit.
Het afscheid van de Carretera is ook voor een tijdje afscheid van Chili. Na Puyuhuapi, waar ik voor het laatst schreef op dit blog, zijn we met veel zon via La Junta en Villa Santa Lucia naar Futaleufu gefietst. Onderweg een kleine tegenvaller: er zouden twee campings bij een meer zijn, 9 km vanaf de weg. Joos had al beloofd mij die middag op dat meer te gaan rondvaren in een kajak. Daarvoor fietsten we graag 9 km over een slechte weg voor om. Na 9 km geen camping, nauwelijks een meer en vooral veel muggen. Chagrijnig worden opnieuw 9 km lang dezelfde kuilen ontweken, maar als we dan een uur later met bier en pinda's op een -weliswaar andere - camping zitten vinden we de Carretera weer leuk.
Morgen fietsen we Argentinië in, waar we na ons te hebben volgegeten aan scones in the high tea Welsh town Trevelin gaan fietsen en wandelen door het nationaal park Los Alerces. Mooie oude bomen schijnen daar te zijn en met die oude treurwilg J de hele dag naast me lijkt me dat wel een leuke afwisseling.
Schroefjes die uit de fiets trillen, een kapot wiel, een kapotte fietstas, een kapot pedaal. Maar toch, ik mis hem nu al.
De mooie natuur maar ook de verlatenheid en de rare zona urbana. Bij elk stadje waar we komen staat een bord: zona urbana. Dat bord staat er al als er vijf huizen op een rij staan.
De mensen leven hier op een ander tempo. Brood wordt zelf gebakken en vaak moeten we dan ook bij iemand thuis aankloppen om broodjes te kopen. Als je een warme douche wil moet de camping of hostelbaas eerst hout hakken en dan een uurtje de ketel verwarmen. Er wordt op hout gekookt. Drinkwater komt rechtstreeks uit de rivier.
De restaurants zijn meestal omgebouwde woonkamers. Pappa grillt wat vlees, mamma prakt de aardappels en zoontje doet ons nukkig open. Elk restaurant lijkt hier van buiten dicht. Vaak zijn ze dat ook, maar soms als je aanbelt blijkt het toch open. En als wij er dan zitten volgen er vaak nog wat andere verstekelingen.
De mensen hier zijn altijd nieuwsgierig en in voor een praatje. Gelukkig is Joos zijn Portugees inmiddels redelijk Spaans geworden dus kan hij ook nog wat terug zeggen. En ik kan heel goed lief lachen.
Er zijn al redelijk wat spullen kapot gegaan. Geen Bever, Presto of Vakantiefietser te vinden. Toch blijkt dat geen probleem. In een stadje aangekomen zijn onze achterwielen niet meer helemaal recht. In het cafeetje waar we zitten hangt een briefje met het telefoonnummer van een fietsenmaker. Wij vragen ernaar, de barman belt en vijf minuten later staat er een jongen van 16 voor ons met gereedschap die het slag uit de wielen haalt.
Midden op de weg breekt mijn fietstas. Er zijn geen fietstassen te koop tot Santiago. Maar toch komt de oplossing al de volgende dag bij het hostel van Don Nibaldo.
Don Nibaldo blijkt les op school te geven in onderhoud. Don Nibaldo haalt een aluminiumplaatje uit zijn grote schuur, een apparaat waarmee hij klinknagels erdoorheen kan slaan en de tas is gemaakt.
Na wat regenachtige dagen ruikt onze, met name Joos, kleding niet meer zo fris. Geen wasserette in het dorp en geen warm water op de camping. Maar de vrouw van de camping la Serena, met een overigens wel heel blote zeemeermin op het welkomstbord, wil graag onze was doen en leeft zich er flink op uit.
Het afscheid van de Carretera is ook voor een tijdje afscheid van Chili. Na Puyuhuapi, waar ik voor het laatst schreef op dit blog, zijn we met veel zon via La Junta en Villa Santa Lucia naar Futaleufu gefietst. Onderweg een kleine tegenvaller: er zouden twee campings bij een meer zijn, 9 km vanaf de weg. Joos had al beloofd mij die middag op dat meer te gaan rondvaren in een kajak. Daarvoor fietsten we graag 9 km over een slechte weg voor om. Na 9 km geen camping, nauwelijks een meer en vooral veel muggen. Chagrijnig worden opnieuw 9 km lang dezelfde kuilen ontweken, maar als we dan een uur later met bier en pinda's op een -weliswaar andere - camping zitten vinden we de Carretera weer leuk.
Morgen fietsen we Argentinië in, waar we na ons te hebben volgegeten aan scones in the high tea Welsh town Trevelin gaan fietsen en wandelen door het nationaal park Los Alerces. Mooie oude bomen schijnen daar te zijn en met die oude treurwilg J de hele dag naast me lijkt me dat wel een leuke afwisseling.
dinsdag 13 maart 2012
Dierenvriend
Ik ben niet echt een dierenvriend. De meeste dieren vind ik eng of vies of allebei. Fietsen in Chili is alleen al daarom een grote uitdaging.
Elke hond meent als ik langs kom over het hek te moeten springen en tegen me aan te komen blaffen. Nu zou het een voordeel moeten zijn dat Joos voorop fietst. Joos is alleen niet bang, roept een paar keer af of ola en fietst stug door. Voor de hond is de lol er dan snel af en gaat hij zich dus volledig op mij richten. Mijn tactiek is meestal even afstappen, fiets tussen hond en mij in en een klein stukje rustig lopen, tot ik Joos met klamme handjes van het angstzweet bereik. Joos wacht inmiddels bij elke hond maar even tot ik over mijn ergste angst heen ben.
Over twee hondenmomenten heb ik nog wel eens een nachtmerrie:
1. We fietsen op een hele verlate weg naar een gletsjer. Op weg daarheen is volgens de reisgids een camping van een excentrieke Duitse familie waar je koffie en kuchen kan krijgen. We fietsen zo'n 5 km voor de camping. De weg kronkelt, dus ik zie Joos niet voor me. Dan hoor ik geblaf. Het lijken wel 30 honden die ik voorbij de bocht hoor. Ik fiets angstig door. Ik zie Joos omringd door springende blaffende honden. Het zijn er "maar" 8. Gelukkig komt het excentrieke baasje snel uit de bosjes. Ze was bessen aan het plukken. En de honden waren mee. Ik heb geen zin meer in de koffie en kuchen.
2. Een hond in de berm loopt een stukje mee. We proberen van hem af te komen. Dat lukt niet en hij blijft meerennen. In de afdaling hopen we van hem af te zijn. Op het volgende klimmetje loopt hij weer naast ons. "Trappen trappen"roept Joos in de volgende afdaling. Ik trap me helemaal suf en dan lijken we de hond kwijt te zijn. Toch blijf ik op mijn hoede en als Joos 10 km verder in een klimmetje roept: pas op, daar is die hond weer, geloof ik hem toch even.
Naast honden hebben we paarden als uitdaging. Tijdens een wandeling lijken drie paarden wat opgesloten te zitten op het wandelpad, dat omsloten is door hekken met daarnaast grote weilanden. Joos en ik komen aanlopen: de paarden rennen ons hard voorbij. Achter ons lopen twee andere wandelaars. De paarden voelen zich ingesloten en blijven heen en weer rennen. Op zich niet erg: het pad is breed genoeg. Tot we op onze kont over een boomstam moeten schuiven omdat de regen het pad onbegaanbaar heeft gemaakt. Als Joos net aan de overkant is hoor ik hard gegaloppeer. Ik kijk om en zie de paarden recht op me af komen. Ik ga voor een boom staan: de paarden galopperen langs mij door het water.
En ten slotte de koeien: die hier overal zo maar op de weg staan en altijd heel dom voor je uit rennen in plaats van opzij rennen. Een kudde koeien werd vlak voor ons door twee gauchos met vier honden naar de stal gedreven. Om de vijf minuten sloeg er wel 1 dier op hol: een paard, een hond of een koe en dan gingen ze allemaal. Zoveel beesten was iets te veel uitdaging voor mij.
Het geasfalteerde deel van de Carretera Austral hebben we inmiddels achter ons gelaten. We zijn door tropische begroeiing, langs een hangende gletsjer, wilde rivieren en een fjord naar Puyuhuapi gefietst. Gelukkig wordt het op de pas Quelat, midden in het national park, heel even droog en zonnig, zodat we de mooie omgeving kunnen zien. De tropische begroeiing hier betekent veel regen en dus worden alle waterdichte spullen getest. Helaas falen sommigen (een wilde rivier door de tent), maar de zon droogt de volgende dag alles weer snel.
We hebben een middagje in de thermen gelegen. De road blocks zijn tijdelijk opgeheven: er wordt onderhandeld met de regering. Morgen fietsen we verder richting het noorden en komt het einde van de Carretera al in zicht.
Elke hond meent als ik langs kom over het hek te moeten springen en tegen me aan te komen blaffen. Nu zou het een voordeel moeten zijn dat Joos voorop fietst. Joos is alleen niet bang, roept een paar keer af of ola en fietst stug door. Voor de hond is de lol er dan snel af en gaat hij zich dus volledig op mij richten. Mijn tactiek is meestal even afstappen, fiets tussen hond en mij in en een klein stukje rustig lopen, tot ik Joos met klamme handjes van het angstzweet bereik. Joos wacht inmiddels bij elke hond maar even tot ik over mijn ergste angst heen ben.
Over twee hondenmomenten heb ik nog wel eens een nachtmerrie:
1. We fietsen op een hele verlate weg naar een gletsjer. Op weg daarheen is volgens de reisgids een camping van een excentrieke Duitse familie waar je koffie en kuchen kan krijgen. We fietsen zo'n 5 km voor de camping. De weg kronkelt, dus ik zie Joos niet voor me. Dan hoor ik geblaf. Het lijken wel 30 honden die ik voorbij de bocht hoor. Ik fiets angstig door. Ik zie Joos omringd door springende blaffende honden. Het zijn er "maar" 8. Gelukkig komt het excentrieke baasje snel uit de bosjes. Ze was bessen aan het plukken. En de honden waren mee. Ik heb geen zin meer in de koffie en kuchen.
2. Een hond in de berm loopt een stukje mee. We proberen van hem af te komen. Dat lukt niet en hij blijft meerennen. In de afdaling hopen we van hem af te zijn. Op het volgende klimmetje loopt hij weer naast ons. "Trappen trappen"roept Joos in de volgende afdaling. Ik trap me helemaal suf en dan lijken we de hond kwijt te zijn. Toch blijf ik op mijn hoede en als Joos 10 km verder in een klimmetje roept: pas op, daar is die hond weer, geloof ik hem toch even.
Naast honden hebben we paarden als uitdaging. Tijdens een wandeling lijken drie paarden wat opgesloten te zitten op het wandelpad, dat omsloten is door hekken met daarnaast grote weilanden. Joos en ik komen aanlopen: de paarden rennen ons hard voorbij. Achter ons lopen twee andere wandelaars. De paarden voelen zich ingesloten en blijven heen en weer rennen. Op zich niet erg: het pad is breed genoeg. Tot we op onze kont over een boomstam moeten schuiven omdat de regen het pad onbegaanbaar heeft gemaakt. Als Joos net aan de overkant is hoor ik hard gegaloppeer. Ik kijk om en zie de paarden recht op me af komen. Ik ga voor een boom staan: de paarden galopperen langs mij door het water.
En ten slotte de koeien: die hier overal zo maar op de weg staan en altijd heel dom voor je uit rennen in plaats van opzij rennen. Een kudde koeien werd vlak voor ons door twee gauchos met vier honden naar de stal gedreven. Om de vijf minuten sloeg er wel 1 dier op hol: een paard, een hond of een koe en dan gingen ze allemaal. Zoveel beesten was iets te veel uitdaging voor mij.
Het geasfalteerde deel van de Carretera Austral hebben we inmiddels achter ons gelaten. We zijn door tropische begroeiing, langs een hangende gletsjer, wilde rivieren en een fjord naar Puyuhuapi gefietst. Gelukkig wordt het op de pas Quelat, midden in het national park, heel even droog en zonnig, zodat we de mooie omgeving kunnen zien. De tropische begroeiing hier betekent veel regen en dus worden alle waterdichte spullen getest. Helaas falen sommigen (een wilde rivier door de tent), maar de zon droogt de volgende dag alles weer snel.
We hebben een middagje in de thermen gelegen. De road blocks zijn tijdelijk opgeheven: er wordt onderhandeld met de regering. Morgen fietsen we verder richting het noorden en komt het einde van de Carretera al in zicht.
woensdag 7 maart 2012
De enige toerist
We lopen het populairste hostel van het dorpje binnen. We zijn de enige gasten. We vinden in het winkeltje nog twee wortels en achter de toonbank liggen toch nog een paar eieren. De schappen van de winkeltjes raken leger en leger. In grotere steden is het brood en de kaas al op. Het enige restaurant is dicht. Gelukkig is er nog een cafeetje open, maar ook daar geen levendige bedoeling. Het hostel heeft geen warm water: geen gasten dus de tank is niet verwarmd.
Alle toeristen zijn inmiddels verdwenen: Argentinië ingevlucht of blijven weg. Overal waar we komen worden we als de fietsers aangesproken. Op de fiets is nog de enige manier om hier te komen.
De lokale bevolking heeft bij bijna elk stadje de weg geblokkeerd. Autos moeten uren wachten, soms een hele dag. Fietsers mogen meestal wel gelijk door. Er is geen benzine meer te krijgen. De haven is geblokkeerd, dus vers voedsel komt de regio niet meer in.
Het doel van deze demonstraties is aandacht te krijgen voor de problemen waar deze regio mee te maken heeft: te dure benzine en voedsel is duur, terwijl subsidies beloofd waren. Daarnaast heeft de bevolking te weinig inspraak bij de plannen voor de bouw van een enorme waterkrachtcentrale. Een centrale die het landschap zal verpesten en waar volgens de lokale bevolking alleen de rijken in Santiago beter van worden.
Het merkwaardige van de wegversperringen en demonstraties is dat de bevolking hiermee vooral zichzelf treft: men leeft hier van toerisme en er is geen lekker vers eten meer te krijgen. Toch steunen de meeste mensen de demonstraties.
Ze hopen dat de regering iets gaat doen nu toeristen uit Santiago niet op vakantie kunnen in Patagonie. Tot nu toe blijft dat effect uit: de regering onderhandelt niet meer met de lokale beweging die achter de staking zit. En het laatste nieuws is dat de regering heeft besloten dat het leger mag ingrijpen. De bevolking is gefrustreerd: er wordt niet geluisterd.
We fietsen de enige grote stad in die te vinden is op deze 1200 km lange weg. Er staat een hele lange file: de benzinepomp is weer open. De politie probeert de chaos te bedwingen. De road blocks zijn opgeruimd door het leger. Overal hangen zwarte vlaggen.
Ondertussen fietsen wij nog steeds heel goed. Af en toe kiest het reisgezelschap toch even voor de bejaarden Kras reizen optie: een bed in hostel. Maar gelukkig wordt het weer bikkelen als we een dag later wakker worden met sneeuw rondom de tent. En naast het fietsen doen we bijna elke toeristische trip die je hier kan doen: met een bootje naar de marmergrotten, wandelen op de gletsjer (ook al betekende dat- vanwege het gebrek aan transport- een fietsommetje van 100 km) en een tweedaagse wandeling naar het spookkasteel: de berg Cerro Castillo.
Morgen dus maar eens luieren. En de fietsen laten repareren, die het zwaar hebben op de ripio (onverharde weg).
Alle toeristen zijn inmiddels verdwenen: Argentinië ingevlucht of blijven weg. Overal waar we komen worden we als de fietsers aangesproken. Op de fiets is nog de enige manier om hier te komen.
De lokale bevolking heeft bij bijna elk stadje de weg geblokkeerd. Autos moeten uren wachten, soms een hele dag. Fietsers mogen meestal wel gelijk door. Er is geen benzine meer te krijgen. De haven is geblokkeerd, dus vers voedsel komt de regio niet meer in.
Het doel van deze demonstraties is aandacht te krijgen voor de problemen waar deze regio mee te maken heeft: te dure benzine en voedsel is duur, terwijl subsidies beloofd waren. Daarnaast heeft de bevolking te weinig inspraak bij de plannen voor de bouw van een enorme waterkrachtcentrale. Een centrale die het landschap zal verpesten en waar volgens de lokale bevolking alleen de rijken in Santiago beter van worden.
Het merkwaardige van de wegversperringen en demonstraties is dat de bevolking hiermee vooral zichzelf treft: men leeft hier van toerisme en er is geen lekker vers eten meer te krijgen. Toch steunen de meeste mensen de demonstraties.
Ze hopen dat de regering iets gaat doen nu toeristen uit Santiago niet op vakantie kunnen in Patagonie. Tot nu toe blijft dat effect uit: de regering onderhandelt niet meer met de lokale beweging die achter de staking zit. En het laatste nieuws is dat de regering heeft besloten dat het leger mag ingrijpen. De bevolking is gefrustreerd: er wordt niet geluisterd.
We fietsen de enige grote stad in die te vinden is op deze 1200 km lange weg. Er staat een hele lange file: de benzinepomp is weer open. De politie probeert de chaos te bedwingen. De road blocks zijn opgeruimd door het leger. Overal hangen zwarte vlaggen.
Ondertussen fietsen wij nog steeds heel goed. Af en toe kiest het reisgezelschap toch even voor de bejaarden Kras reizen optie: een bed in hostel. Maar gelukkig wordt het weer bikkelen als we een dag later wakker worden met sneeuw rondom de tent. En naast het fietsen doen we bijna elke toeristische trip die je hier kan doen: met een bootje naar de marmergrotten, wandelen op de gletsjer (ook al betekende dat- vanwege het gebrek aan transport- een fietsommetje van 100 km) en een tweedaagse wandeling naar het spookkasteel: de berg Cerro Castillo.
Morgen dus maar eens luieren. En de fietsen laten repareren, die het zwaar hebben op de ripio (onverharde weg).
Abonneren op:
Reacties (Atom)





































